Op 18 juli 2015 hebben wij met een flinke groep van 21 deelnemers het Mosterdveen en vervolgens het Vossenbroek bezocht.
Mark Karssemeier, beheerder natuurgebieden en bossen van de gemeente Nunspeet, gaf de aftrap via een uitgebreide inleiding over de metamorfose van het gebied van recreatieterrein tot natuurgebied.
Het idee was om het centrale en zuidelijke deel van het gebied te bezoeken.
Het centrale deel had nog veel weg van de half dichtgegroeide zandverstuiving die het ooit geweest is.
Op veel plaatsen waren de restanten van de recreatiebestemming nog terug te vinden in de paden en de tuinplanten.
Een van de bijzonderheden van het Mosterdveen is wel de hoeveelheid Beenbreek. Zelden kom je zo’n oppervlakte aan Beenbreek tegen.
Een ander interessant feno-meen is het zwemven, een twee meter diep ven dat in het ver-leden geregeld werd schoon-gemaakt. Op dit moment lijkt het langzaam wat te verlanden, al hebben we geen water-planten (kranswieren) gevonden.
Aan de oever vonden we wel enkele groeiplaatsen van watervorkje.
Wanneer we verder doorlopen komen we bij het hoogste deel van het Mosterdveen. Hier is goed te zien dat het hele veengebied een doorstroomveen is. In dit deel verzamelt zich het kwelwater uit hoger gelegen delen zoals de camping en stroomt langzaam in Noordelijke richting.
Het Mosterdveen is een bijzonder interessant gebied dat goed beschreven is door Peter Veen in De Levende Natuur, juli 2014.
Het tweede deel van de dag hebben we doorgebracht in het ontwikkelingsgebied Vossenbroek. Hier werden we ontvangen door Sabine Wolters, boswachter van het Gelders Landschap.
Vossenbroek omvat een deel dat in ontwikkeling is en een deel met oude houtopstanden en enkele poelen.
Tot voor kort was het hier nog een maisakker. De toplaag is een 30-40 cm afgegraven in de verwachting dat dit deel verder zou vernatten en vanuit een schrale situatie zich vrij kan ontwikkelen.
Het idee is om geen nader beheer toe te passen. De terreinen van het Vossenbroek ontwikkelen zich voorspoedig na de ingrepen van de afgelopen jaren (plaggen van de bovenlaag). De invloed van het kalkhoudende grondwater blijkt reeds uit een aanwezigheid van o.m. moeraswespenorchis en paddenrus etc. Opvallend was de grote populatie moerassprinkhaan. Een probleem vormt wel de opslag van zwarte els, zachte berk en wilg. De jaarlijkse maaibeurt werkt in de hand dat de houtige soorten uitstoelen op wortelschot. Een begrazingsbeheer met echte browsers valt te overwegen. Over het elzenbroekbos waren de deelnemers minder enthousiast. Dit bos kent een eenvormige opbouw en de echte broekbossoorten ontbreken. De naam elzenbroekbos schept verwarring en wellicht valt het te overwegen om pleksgewijs de elzen af te zetten en andere soorten uit het Alno-Padion in te brengen. De beide poeltjes lijken gegraven te zijn als drinkplek voor het wild. Verlanding heeft reeds een aanvang genomen en lijkt de weg voor de toekomst.
Het veld was erg droog, maar de aanwezigheid van echte koekoeksbloem en moeras-sprinkhaan gaven aan dat het hier aardig nat kan zijn. Op
de achtergrond is de afge-graven bouwvoor nog te zien.
Een enkele hertshooisoort leidde tot nadere determinatie.
In de richting van de A50 werd het terrein natter en ruiger met veel Elzen.
Hier vonden we Gehakkelde Aurelia, Koevinkje, Bruine glazenmaken, Icarusblauwtje, Bruin zandoogje, Bruinrode heidelibel.
Vanwege de tijd zijn we snel door het aangrenzende oudere gebied gelopen.
Onderweg kwamen we een fraaie serie oude knotwilgen tegen. Een teken dat het gebied nat kan zijn.
De soortenlijst kent een onderverdeling die voor zich spreekt. Er is gebruik gemaakt van een driedelige Tansley schaal om de algemeenheid c.q. zeldzaamheid van een soort aan te geven. Uiteraard gaat het hier om een globale indicatie.
Koos Meesters heeft de sieralgen bekeken en het volgende te melden:
Alleen maar wat algemene, vooral mesotrofe, soorten, die met enige moeite verzameld zijn omdat het terrein nogal droog bleek te zijn.