De weergoden waren ons op 11 oktober welgezind. Ondanks de voorspelde nattigheid bleef het de hele dag droog. Ons doel van die dag was een herhalingsbezoek aan de Bergvennen en het zetten van een boring in het Krakenven. In 2001 hebben wij deze vennen voor het eerst bezocht. (Zie het verslag van Loekie in dat jaar)
De vraag was wat er veranderd zou zijn in de afgelopen 18 jaar.
De conclusie was dat er niet veel veranderd is.
Waterlobelia en oeverkruid groeien er nu massaal.
Ook de klokjesgentiaan doet het goed, maar ei-afzetting van het gentiaanblauwtje hebben we niet gevonden.
Kleine zonnedauw was aanwezig, maar veel minder dan in 2001.
Wij hadden het idee dat het al mooi was dat er water stond in de vennen, maar dat bleek niet het geval. Om vedergaande verzuring tegen te gaan, wordt er gebufferd grondwater opgepompt.
Canadees hertshooi hebben we wel gevonden, maar niet meer dan enkele exemplaren.
De gevonden braakbal bleek van een ooievaar te zijn.
Na de lunch was het Krakenven ons volgende doel. Het Krakenven heeft een andere oorsprong dan de Bergvennen, het is een pingoruïne.
Onze begeleider Henry Hooghiemstra vertelde aan de hand van een excursiegids wat de achtergrond is van het ven en wat wij konden verwachten.
De eerste boorkern wordt geboord met een speciale boor. Bij het resultaat is de bovenste strooisellaag aan de linkerzijde te zien.
Henry geeft uitleg bij de 4 meter boorkernen.
Deze opzet gaf ons een interessante kijk op het klimaat en de omgeving van de afgelopen 10 000 jaar.